In de verschillende betrokken gemeenten vindt de komende tijd besluitvormig plaats rondom de evaluatie van de Regionale Retailvisie en de Retailmonitor voor de Leidse regio. Op deze pagina zijn de aanbiedingsbrief (onderstaande tekst) en de bijbehorende stukken te vinden.

Samenvatting

Het sterker en toekomstbestendig maken van de winkelgebieden in de Leidse regio was de opdracht van Economie071 bij het opstellen van een regionale retailvisie. De visie is in 2016 vastgesteld in alle deelnemende gemeenten. In 2017 is gestart met de uitvoering.  Daarvoor is een Uitvoeringsplan opgesteld, met voor elk winkelgebied een actieplan, plan van aanpak of ontwikkelingsstrategie. Zoals is afgesproken bij het vaststellen is eind 2019 gestart met een evaluatie. Ook is een plan opgesteld om in de toekomst de ontwikkelingen in de retail te blijven monitoren. Beide rapporten zijn dit voorjaar gereed gekomen en afgelopen zomer door de Stuurgroep Retailvisie vastgesteld als basis voor besluitvorming in de colleges van de deelnemende gemeenten. Daarbij is afgesproken ook de raden van de evaluatie kennis te laten nemen. Nadrukkelijk moet worden gesteld dat de evaluatie is uitgevoerd vóórdat de Corona-crisis in Nederland uitbrak. In het voorwoord van het evaluatierapport is hier aandacht aan besteed.

Toelichting

De Leidse regio beschikt sinds 2017 over een regionale Retailvisie op initiatief van Economie071. Op basis van de visie is begin 2018 een Uitvoeringsplan opgeleverd, met strategieën en actieplannen voor de verschillende winkelgebieden.

De visie is gebaseerd op een analyse van trends en ontwikkelingen in de retail en een analyse van het bestaande winkelaanbod in de regio. Centraal in de visie staan de uitgangspunten:

  • De consument staat centraal
  • Compacte winkelgebieden in een detailhandelsstructuur die afgestemd is op de vraag van de consument
  • Samenwerken

Om vraag en aanbod in balans te brengen, werd in de visie aanbevolen tot:

  1. schrappen van ‘zachte’ plannen voor nieuwe vestigingen;
  2. terugbrengen van het aantal winkelgebieden van 41 naar 30 (Detailhandelsstructuur 2025);
  3. saneren van vierkante meters PDV locaties;
  4. terugbrengen van de omvang van solitaire locaties.

De toekomstbestendige winkelgebieden maken in de visie deel uit van de Detailhandelsstructuur 2025. Daarbinnen is onderscheid gemaakt tussen recreatieve winkelgebieden, boodschappenwinkelgebieden en doelgerichte winkelgebieden. Per type winkelgebied zijn beleidsuitgangspunten geformuleerd. In de uitvoering is vervolgens gewerkt aan drie Actielijnen:

  • Actielijn A: sterker maken wat sterk is (gebieden binnen de detailhandelsstructuur 2025);
  • Actielijn B: mogelijkheden verkennen voor winkelgebieden en solitaire winkelpanden buiten de structuur;
  • Actielijn C: verminderen van het aantal vierkante meters op doelgerichte locaties.

Voor nieuwe initiatieven (die niet passen in een bestemmingsplan) is in de visie een toetsingskader ontwikkeld, met een ‘stroomschema’ als leidraad voor beslissingen. In de stuurgroep Retailvisie is in voorkomende gevallen aan de hand van dit schema beoordeeld of vestigingen pasten in de Detailhandelsstructuur 2025.

De evaluatie

Zoals is afgesproken bij de vaststelling van de visie, is er na drie jaar van uitvoering een evaluatie uitgevoerd. Hiervoor is een rapport opgesteld door het adviesbureau Blaauwberg. Voor de evaluatie zijn 34 respondenten geraadpleegd, vanuit drie verschillende achtergronden:

  1. ambtelijke woordvoerders vanuit de zes gemeenten;
  2. betrokken ondernemers, veelal voorzitters van winkeliersverenigingen en andere vertegenwoordigers van ondernemers;
  3. de verantwoordelijke portefeuillehouders.

De resultaten van deze gesprekken zijn gecombineerd met rapporten, cijfermateriaal en de actieve omgevingskennis van Blaauwberg.

Retailmonitor071

Tegelijk met deze evaluatie wordt de eerste Retailmonitor071 gepresenteerd. De Retailmonitor biedt cijfermatig inzicht in de ontwikkelingen van de winkelgebieden. Beide documenten zijn sterk aan elkaar gelinkt, maar hebben verschillende doelen. De evaluatie heeft de functie van een spiegel en biedt zicht op wat er is gedaan en met wat voor resultaat. De monitor kan worden gezien als de ‘thermometer’ die in beeld brengt hoe de winkelgebieden ervoor staan. Het doel is om de Retailmonitor071 periodiek uit te gaan brengen.

In de evaluatie is de balans opgemaakt aan de hand van drie vragen.

  1. Doen we de goede dingen?  Kloppen de uitgangspunten? Zijn de trends en ontwikkelingen nog actueel?
  2. Doen we de dingen goed? Wat is er in de afgelopen tijd aan werk verzet? Zijn de beschreven opgaven en taken uit het actieplan daadwerkelijk opgepakt?
  3. Wat zijn de resultaten? We toetsen de belangrijkste resultaten aan de hand van recente Locatus-data.

Doen we de goede dingen?  

De visie beoogt een betere balans tussen vraag en aanbod door het terugdringen van het aantal winkelmeters. Hoewel het economisch klimaat sinds de start van de visie is omgeslagen staat de analyse dat de consumentenvraag verandert en er minder vraag is naar winkelmeters in het niet-dagelijkse segment nog steeds overeind.

Van de beschreven trends in de Retailvisie heeft een aantal zich echt doorgezet. De toename van leegstand en online verkoop blijken achteraf te hoog ingeschat. De analyse dat het winkelaanbod de vraag overtreft lijkt in grote lijnen nog steeds wel te kloppen. Maar niet in de mate waarin dat in 2016 nog werd gedacht. Het rapport stelt dat het daarmee de vraag is of het nu nog zinvol is een algemeen cijfer voor overcapaciteit van het aantal winkelmeters te hanteren (NB. De effecten van de Corona-crisis hebben zich pas voorgedaan nadat deze conclusie was getrokken.)

Het rapport stelt vraagtekens bij de consumentvraag als leidend principe binnen de Retailvisie. Enerzijds vanwege de trendgevoeligheid, anderzijds omdat er andere publieke belangen zijn die zich niet altijd goed verdragen met trends in de consumentenvraag. Tenslotte wordt aanbevolen de ontwikkelingen in de retail nadrukkelijker te plaatsen in de meer algemene ambities en uitdagingen waar deze regio voor staat.

Doen we de dingen goed?

Kort geformuleerd is Blaauwberg tot de volgende  antwoorden gekomen:

Actielijn A. In een substantieel aantal gebieden heeft de visie bijgedragen aan dynamiek, organisatie en investeringen. De visie heeft een gevoel van urgentie weten op te wekken. De visie was in veel gevallen ‘de vonk’ waardoor een vorm van collectieve actie op gang is gekomen. De mate van actie is wel onevenwichtig verdeeld over de gebieden. Lang niet overal heeft de visie bijgedragen aan actie.

Actielijn B. Zeer beperkte voortgang door ontbreken van betrokkenheid en belangstelling bij zowel ondernemers als gemeenten. Een meerderheid van de geraadpleegde winkeliers blijkt geen interesse te hebben in relocatie. De politieke steun voor transformatie is in de praktijk ook fragiel gebleken. Feitelijk zijn er slechts in twee gebieden echt vorderingen gemaakt: de Beatrixstraat in Leiden en de Oranjegalerij in Leiderdorp.

Actielijn C. Voor de oorspronkelijke inzet, het saneren van winkelmeters, is bestuurlijk weinig draagvlak gebleken. Daarmee is de aandacht verschoven naar marktpositionering van de pdv-locaties.

Ook het beoordelen van nieuwe initiatieven aan de hand van de visie (toepassen stroomschema) is meegenomen in de evaluatie. De ervaringen zijn wisselend. Aan de debetzijde is – onder andere – de meerwaarde genoemd van een gezamenlijk kader en vaste overlegstructuur. Plannen en dossiers kunnen beter regionaal worden afgestemd.

Er is echter ook een creditzijde te benoemen, die er voornamelijk uit bestaat dat – door het incidentele karakter van de Stuurgroep – het gevoel van echte regionale afstemming of saamhorigheid ontbreekt.

Wat zijn de resultaten?

De resultaten tot aan het opmaken van de evaluatie zijn overzichtelijk weergegeven in de samenvatting (in Deel 1) van het Evaluatierapport. Daarin is onder meer te zien dat het aantal vierkante meters winkelruimte in absolute zin is gestegen, maar per inwoner is gedaald. Niet duidelijk is of deze ontwikkeling zich voortzet. Een aantal ‘zachte’ plannen is geschrapt. Het aantal bestaande winkelgebieden is afgenomen van 41 naar 39. In het algemeen kan over de resultaten worden gezegd dat niet-voorspelde factoren een invloed hebben gehad. Factoren die deels buiten de reikwijdte van de Retailvisie liggen.

Er is een gesprek geweest met de Adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland, die bestaat uit onafhankelijke deskundigen die provincie en gemeenten adviseren. De leden van de commissie zijn zeer positief over het feit dat de Leidse regio een visie op de retail heeft vastgesteld en stellen – op basis van ervaringen– dat een periode van drie jaar (te) kort is om alle gewenste resultaten binnen te halen.

Corona-crisis

Zoals in het voorwoord van het evaluatierapport is benoemd, is de evaluatie uitgevoerd vóórdat de Corona-crisis in Nederland uitbrak. Dat plaatst de resultaten en conclusies uiteraard in een ander licht. Het maakt de uitdaging waar partijen voor staan en het belang van samenwerking niet minder. In opdracht van Ecnomie071 heeft Blaauwberg twee rapporten uitgebracht waarin de economische gevolgen van de Coronacrisis voor de Leidse regio worden behandeld. Deze rapporten dateren van april respectievelijk juni van dit jaar, toen de omvang en de implicaties van ‘de tweede golf’ nog niet bekend waren.

In juni constateerde Blaauwberg met betrekking tot de detailhandel de volgende ontwikkelingen:

  • Toename e-commerce: Een reeds bekende trend, die zich kan gaan versnellen.
  • Buy local: Een trend die een tijdelijke vlucht heeft gekregen en die de potentie heeft zich verder te ontwikkelen.
  • Blurring en branchevervaging: Een trend die inspeelt op de wens naar sfeer en beleving en die zich (tijdelijk?) heeft versterkt. Ook combinatie van retail, dienstverlening, werkplekken.
  • Shake-out in winkelformules: Een bekende trend, versneld in crisistijd.

Vervolg

N.a.v. de evaluatie heeft de stuurgroep geconcludeerd dat het opstellen van een nieuwe visie niet nodig is. De in de visie genoemde trends zijn grotendeels nog steeds relevant of nóg relevanter. De bevindingen in het rapport over de trends en ontwikkelingen kunnen worden meegenomen in het vervolg. Daarbij wordt uit de evaluatie meegenomen:  niet alle ontwikkelingen zijn even voorspelbaar respectievelijk maakbaar, en er zijn ook andere omstandigheden relevant dan uitsluitend retail-aspecten. Dat noopt tot een meer genuanceerde kijk op de detailhandelsstructuur.  Daarnaast wordt nog eens bevestigd dat het uitvoeren van de actieplannen die zijn opgesteld vooral een zaak is van de ondernemers; de gemeenten kunnen daarbij faciliteren. Deze faciliterende rol past het meest bij Actielijn A, daar zal de (gezamenlijke) inzet op zijn gefocust.

Bij voortzetting van de samenwerking kunnen we niet om de gevolgen van de Corona-crisis heen.  De effecten hiervan zullen de komende tijd voor een belangrijk deel de agenda bepalen van de Stuurgroep Retailvisie Leidse regio. De leden van de stuurgroep zullen dit – met uit hun midden een nieuwe trekker – verder uitwerken (de gemeenten Leiden en Zoeterwoude waren trekker van de visievorming respectievelijk de uitvoering tot nu toe. In Economie071-verband zal worden afgesproken welke partij bij het vervolg als trekker optreedt).

Met de erkenning dat de uitvoering van de actieplannen vooral een lokale aangelegenheid is, zal bij de samenwerking de nadruk liggen op kennisdelen en (waar nodig) onderlinge afstemming. De inhoudelijke besprekingen in de Stuurgroep beperkten zich tot nu toe vooral tot het toetsen van nieuwe vestigingen met gemeentegrens-overschrijdende effecten, zoals tuincentra en winkels op PDV-locaties; incidentele ontwikkelingen die nogal eens als conflicterend worden ervaren. De Stuurgroep wil de samenwerking nadrukkelijk gebruiken om te bespreken welke structurele veranderingen in het regionale retaillandschap wenselijk zijn en in welke vorm. Opgemerkt is dat bij voortzetting van de regionale activiteiten de nodige middelen beschikbaar moeten worden gesteld. Dat geldt ook voor de jaarlijkse Retailmonitor, waarvan de kosten op ca. € 13.000 per jaar worden geschat, inclusief een bijeenkomst om trends en resultaten te bespreken. Dit zal in Economie071 verband verder worden uitgewerkt.

Retailmonitor

Het bureau Blaauwberg stelt voor Economie071 jaarlijks de zogenaamde Index071 op, de economische monitor van de Leidse regio. Om die reden is aan Blaauwberg gevraagd ook een monitor voor de retail op te stellen, wat een onderdeel was van het Uitvoeringsplan van de visie.

Net als de Index071 voor 2019-2020, geldt ook voor de Retailmonitor dat sprake is van metingen onder bijzondere omstandigheden, nu de gevolgen van Corona zich aftekenen. De monitor is daarmee in feite een nul-meting en laat zien hoe de retail in de Leidse regio er voor stond bij aanvang van de crisis. De impact hiervan zal in de volgende jaargangen duidelijk worden. De Retailmonitor wordt nu ter kennisname aangeboden. Daarbij moet de lezer zich overigens realiseren dat de Locatus-gegevens waarop de monitor is gebaseerd, altijd een momentopname zijn. Dat kan leiden tot verschillen met de situatie die men zelf waarneemt.

Besluit voorgelegd aan de colleges

  • Kennis nemen van de rapporten Evaluatie Retailvisie Leidse regio en Retailmonitor 071 die in opdracht van Economie071 zijn opgesteld;
  • Geen nieuwe visie opstellen (in de visie zijn nuanceringen aan te brengen, maar er is geen aanleiding een nieuwe visie op te stellen);
  • Bij uitvoering in de komende tijd concentreren op gevolgen corona (mede gebaseerd op de bevindingen van Blaauwberg i.o.v. Economie071);
  • Overleg in Stuurgroep (en werkgroep) handhaven (4 bijeenkomsten per jaar: kennis en ervaringen delen, waar gewenst  afstemmen);
  • Monitoring jaarlijks conform voorstel Blaauwberg;
  • In Economie071 verband bijdragen aan een voorstel over de middelen die nodig zijn voor het vervolg van de activiteiten en hoe die worden gedekt, waaronder de kosten van een jaarlijkse Retailmonitor;
  • Deze nota en onderliggende stukken ter informatie naar de raad sturen.

Bijlagen