Gemeente Leiden vroeg en kreeg geld uit de specifieke uitkering voor het Schone Lucht Akkoord, om de bestaande elektriciteitspunten voor markten uit te breiden met laadpunten. Komende zomer gaat Leiden de elektriciteitskasten ombouwen. Dan kunnen hieraan personenauto’s opladen, maar ook bestel-, vracht- en koelwagens of elektrische mobiele werktuigen. Met de nieuwe infrastructuur benut de gemeente de bestaande netcapaciteit veel beter. En zo komt de zero-emissiezone in de Leidse binnenstad sneller binnen bereik. De invoering van deze zone raakt ook vervoerders in de regio die in de binnenstad moeten zijn. Deze vervoerders kunnen ook gebruikmaken van de oplaadpunten. Een win-win situatie die we graag delen met de regio.
De opgave
De ondernemersvereniging van de Leidse binnenstad is alleen te porren voor een zero-emissiezone in de binnenstad als er meer oplaadpunten komen. Geen onredelijke voorwaarde als er vanaf 2025 alleen nog maar elektrisch verkeer het centrum in mag.
De gemeente wil graag verrommeling van de binnenstad voorkomen. Ze wil oplaadpunten waar mogelijk clusteren, goed integreren in de buitenruimte en een goed overzicht houden waar laadpunten beschikbaar zijn.
De huidige elektrakasten – de kasten waar markten en evenementen gebruik van maken om hun koelmachines te laten draaien en lampjes te laten branden – zijn verouderd. Er is achterstallig onderhoud en het elektriciteitsverbruik wordt nog analoog bijgehouden.
De slimme oplossing
Eveline Botter, beleidsmedewerker van gemeente Leiden: ‘Het elektriciteitsnet is behoorlijk belast, maar op kleinere schaal zijn voor de stad nog wel quick wins te behalen. Voor elke laadpaal moet de netbeheerder 24/7 de maximumcapaciteit kunnen garanderen. In de praktijk wordt die capaciteit vrijwel nooit gevraagd en is er dus best nog ruimte.’
Jordi Leijnse, van NRG Accounting, rekende voor hoe de gemeente slim gebruik kan maken van wat er al is. Niet overal nieuwe laadpalen bijplaatsen, maar de bestaande infrastructuur van de elektrakasten benutten. ‘Als die kasten toch opgeknapt moeten worden, kan er een aansluiting voor elektrisch opladen van auto’s en werktuigen op worden gemonteerd. Plus een mogelijkheid om het verbruik digitaal te registeren en met een pas in te loggen. De netbeheerder hoeft zo geen extra capaciteit te garanderen; er is immers geen laadpaal bijgekomen. Die elektrakasten staan op punten waar incidenteel stroom nodig is voor een markt is of als het kermis is. Op andere dagen is de capaciteit volledig beschikbaar om auto’s op te laden. Op marktdagen of bij een evenement staan er sowieso minder auto’s en verder zorgt een load balancer ervoor dat de stroom eerst naar de kramen gaat. De aangesloten auto’s laden dan langzamer op. Zo maken we slimmer gebruik van de bestaande capaciteit, waardoor we toch vaart houden in de transitie naar schoon vervoer en de uitgangspunten van het Schone Lucht Akkoord.’
De aanbesteding
Leiden gaat in de zomer 17 stroompunten op deze manier geschikt maken als laadpaal. Eric Jellema, opgavemanager duurzame mobiliteit van de gemeente: ‘We hebben dit op een andere manier moeten aanbesteden. In dit geval is de gemeente namelijk exploitant van de infrastructuur. De markt of een evenement gaat voor in de stroomvoorziening. Een commerciële partij kan op zo’n basis geen rendabele business case realiseren. Voor de gemeente gelden andere, strategische belangen. Wij lopen vooruit op de vraag. Maar ook wij kunnen de kosten van deze verduurzaming niet in 3 jaar terugverdienen. We hebben een andere manier van aanbesteden voor 10 jaar uitgewerkt.’
Leijnse van NRG accounting: ‘De hoogste kosten van laadpalen zijn overigens aansluitkosten, tot 800 euro per laadpaal per jaar. Die hoeft de gemeente bij deze oplossing niet te betalen.’
De nuttige tips
De aanbeveling om voor een langere periode aan te besteden is een handige. Maar dé tip van Eveline Botter, ze herhaalt het nog maar: ‘Maak onderscheid tussen de grote problemen rond de netwerkcapaciteit en kleine quick wins. De grote vraagstukken kun je als gemeente niet alleen oplossen, maar op kleinere schaal zijn er mogelijkheden om de bestaande ruimte efficiënter te benutten.’
Daarnaast raadt ze beleidsmedewerkers aan breder te kijken dan alleen de laadpalenopgave. ‘Wat wij doen, raakt evenementenbeleid, vergunningen, onderhoud, herinrichting van de buitenruimte, economie, milieubeheer. Dat grote aantal raakvlakken biedt kansen. In Leiden kunnen we een deel van het project financieren uit de onderhoudspot voor de elektrakasten.’
Jellema vult aan: ‘Dit project is zo nieuw, dat we niet kunnen aangeven waar we tegenaan gaan lopen en wat de resultaten zullen zijn.
Veel collega’s vinden dit dan ook spannend. Zeker omdat de grote vraagstukken rondom de capaciteit van het netwerk bij iedereen wel bekend zijn. De beleidsambtenaar die zoiets trekt, moet een beetje a-typisch zijn, risico’s intern weten te verkopen en als iemand roept ‘dat kan niet’ steeds opnieuw vragen wat nodig is om er wel ja tegen te zeggen. Je moet heel veel willen investeren in de voorkant om zo’n onconventioneel idee erdoor te krijgen.’
Botter: ‘Het begint met bedenken wat het voor goeds oplevert voor de gemeente als geheel, voor de exploitatie, de economie, de luchtkwaliteit, het imago. Kortom, het grote plaatje laten zien. Dat werkt voor veel collega’s inspirerend.’
Handige link met meer informatie over o.a. stimuleringsmaatregelen: Steden bevoorraden zonder CO2-uitstoot – Gemeente Leiden.